De eerste activiteit van het solidariteitsweekend, op vrijdag 3 september. Film + discussie achteraf.
Mijn impressie van de film – die ook beïnvloed is door de discussie die er nadien over was (ik kon weliswaar niet tot het einde volgen) en de relevantie ervan voor de Assangezaak:
De tweede keer Polanski’s film bekijken liet nog een grotere indruk na dan de eerste. De kostuums, de mise en scene, de karakters, en vooral het tempo dat Polanski in de film steekt – met de impressie van zowel ‘traag’ als ‘snel’ tegelijk – is meesterlijk. Er is geen enkele scene of dialoog die als overbodig aanvoelt.
Een symbolische scene van de film (*), terecht tijdens de nabespreking aangehaald door iemand, is die van de meeting met kolonel Georges Picquart, Matthieu Dreyfus, Emile Zola, Georges Clemenceau en andere hooggeplaatste diplomaten die de het schandaal aan het licht willen brengen. “Wat moet er nu gebeuren?” vraagt iemand nadat Picquart hen de doofpotoperatie van zijn eigen legerleiding tot in de details uitlegt. “De zaak uitleggen op een manier dat iedereen ze begrijpt”, antwoordt Picquart. Waarop Emile Zola de taak op zich neemt met zijn schotschrift “J’accuse”.
Dat is ook wat de film doet: de tumultueuze periode van het eind 19e-eeuwse Frankrijk zodanig tot leven brengen dat we ze ook als 21ste eeuwse Vlaming kunnen “vatten”. De wereld die Polanski schetst is tegelijk grauw en kleurrijk, rauw en hoopgevend, met scherp idealisme versus kleinmenselijkheid. Vooral dat laatste contrast is een huzarenstuk om te doen zonder in stereotiepen te vervallen. Het verhaal van de Dreyfusardse versus de anti-Dreyfusards is er immers één van “de goeien tegen de slechten”. De slotscène is daarom ontnuchterend wrang: de in ere herstelde Dreyfus komt bij de gepromoveerde Picquart om een bevordering in graad vragen, omdat zijn jaren in ballingschap niet hebben kunnen meetellen voor zijn graad. “Jij hebt wel promotie kunnen maken, maar ik niet.” Zelfs in epische periodes van de geschiedenis kunnen de protagonisten soms “kleintjes” reageren, en eigenlijk is dat een geruststellende gedachte.
Ondanks de prijzen die de film won – Gouden Leeuw in Venetië en César voor de beste regie in Frankrijk – onthaalden de mainstream pers recensenten de film eerst met de bloempot, en dan pas (eventueel) met bloemetjes:
“Roman Polanski’s dramatization of the Dreyfus affair is a grandly mounted film that still feels lacking, maybe because Polanski thinks it’s about him”, schrijft Owen Gleiberman.
“Indeed, in the sale week that Harvey Weinstein has been convicted of assault and sentenced to prison, to award Polanski is quite the slap in the face”, lezen we bij Oscar Duffy.
“In het historische dossierdrama J’accuse richt Roman Polanski zijn camera op de beruchte Dreyfus-affaire én op zichzelf”, is het bij Dave Mestdagh. Bemerk ook de “geschiedenisles” ipv “historisch drama” in de titel van zijn recensie.
“I’ll leave it to finer legal minds than mine to locate possible holes in Polanski’s thesis, suffice to say that Dreyfus was never found guilty of the statutory rape of a minor.”, bij Xan Brooks in The Guardian tenslotte.
Dit is slechts een greep uit de google-resultaten van de zoekopdracht “Polanski” in combinatie met “J’accuse”, “review” of “recensie”. Het resultaat (en in veel gevallen de bedoeling) is in elk geval dat de thematiek die Polanski aanbrengt – antisemitisme in het eind 19e eeuwse Frankrijk – niet moet belicht worden. Vermoedelijk omdat de filmcritici daar niks over te zeggen hebben, of dat niet relevant vinden. Polanski is nochtans geplaatst om er iets over te vertellen – voor wie vindt dat in de eerste plaats iets over de persoonlijke levenswandel van de regisseur moet gezegd worden vooraleer zijn kunst te beoordelen. Zelf van Joodse afkomst zag hij als 10-jarige zijn beide ouders meegevoerd werden naar het concentratiekamp van Auschwitz, waar zijn mama nooit meer uit terugkeerde.
Er zijn gelukkig recensies die wel het belang inzien van de sociale en politieke thematiek van de film, zoals die van Alex Lantier van World Socialist Website.
Waarom hebben we deze film getoond met het Assange-comité in Kessel-Lo? De gelijkenissen tussen de vervolging van Assange en de zaak-Dreyfus zijn op meerdere vlakken opvallend, zoals we een jaar geleden op deze blog stelden: De zaak Assange en de zaak Dreyfus – Free Assange (**)
De scenes waarin tijdens het proces wordt verwezen naar verschillende “geheime documenten” (die dus ook niet publiek mogen gemaakt worden) die de schuld van Dreyfus zouden bewijzen, doen onwillekeurig denken aan de methode van de “affidavits” die de Amerikaanse aanklager tegen Assange gebruikte bij het uitleveringsproces, zoals we in dit en dit verslag geschreven hebben. Waar bij de zaak Dreyfus zowel kolonel Picquart (de hoofdrol van de film) als Emile Zola veroordeeld werden, kan men vandaag niet naast de gelijkenis kijken met de recente veroordeling van van Craig Murray
En de belangrijkste parallel die we moeten trekken is om voor de Assange hetzelfde te doen als wat Picquart in de bewuste scene over de Alfred Dreyfus zegt: “de zaak uitleggen zodat iedereen ze begrijpt”. We kunnen daaraan toevoegen: en de verontwaardiging uitlokt die een beweging op gang brengt die Assange net als Dreyfus 120 jaar geleden, bevrijdt en “in ere herstelt”.
(*) De film voelde aan als een aaneenschakeling van allemaal cruciale scenes.
(**) Achter het naar in deze tekst verwezen “Coronamanifest” staat ondergetekende alvast niet meer. Het “leren leven met het virus”-gedachtegoed is een instrument gebleken om de sociale bescherming af te bouwen in het belang van de industrie en mondiale financiële oligarchie).
Fred Guldentops