Verslag over het uitleveringsproces (9)

De zitting van dinsdag 15 september 2020 was een belangrijk keerpunt voor de piste die de openbare aanklager tot dan toe had gevolgd. In de In de voorgaande zittingen maakten ze steevast het onderscheid tussen Assange en “echte” journalisten, die geen schrik moesten hebben van vervolging voor het uitbrengen van vergelijkbaar “classified material”. Nu dat uitgebreid en overtuigend weerlegd is door de verdediging – ja de journalisten van de Pentagon Papers en van het Watergate schandaal zouden onder dezelfde behandeling als Assange even goed schuldig bevonden zijn – gooit de aanklager het over een andere boeg. “Ja, die journalisten (van New York Times etc) hadden in het verleden moeten vervolgd worden, en we zullen in de toekomst ook de kans aangrijpen om hen te vervolgen onder de Espionage Act.” Dat is ongeveer wat ze vlakaf zeggen, en de implicaties voor persvrijheid en de aanval op het “First Amendement” is niet te overschatten. Dat de journalisten die het proces volgen daar niet over schrijven, is voor Craig Murray verbijsterend.
Murray maakte een transcript – beter gezegd een interpretatie in zijn eigen woorden want hij mocht uiteraard niet alles letterlijk opnemen – van hetkruisverhoor van Eric Lewis (die al in een van de vorige zittingen werd ondervraagd) door James Lewis QC. Hij werd achtereenvolgens op de roosters gelegd over:

  • de gevolgen van de afzondering waaraan Assange onderworpen zou worden in Amerikaanse gevangenissen (er is ondermeer een statistisch gezien verhoogd risico op zelfmoord)
  • De strafmaat die Assange zou krijgen (volgens James Lewis was de 175 die Eric Lewis had gebruikt slechts een “theoretisch” mogelijke strafmaat. In werkelijkheid zou de straf een pak lager uitvallen, en hij verweet Eric Lewis dan ook om die 175 als “soundbite” te gebruiken)
  • Het feit dat journalisten dus ook onder de Espionage Act moeten kunnen vervolgd worden. De Rosen case zou daarvoor als precedent kunnen genomen worden. (James Lewis QC stelde ook dat de Amerikaanse overheid nooit publiekelijk gesteld heeft dat journalisten NOOIT zouden kunnen vervolgd worden voor spionage. “De bescherming onder de First Amendment is niet absoluut.” Eric Lewis antwoordde dat dat strikt genomen klopte, maar dat in praktijk de lat om te vervolgen heel hoog gelegd wordt om te vervolgen, bijvoorbeeld in oorlogstijd de coördinaten van oorlogsschepen bekend maken.)

Lewis stipte aan dat vooral na de aanstelling van procureur-generaal William Barr de richtlijnen van de overheid voor bescherming niet meer gevolgd werden. Het beleid was sindsdien top-down zoveel mogelijk vervolgen, en dat kon in de statistieken aangetoond worden. Hij verwees naar de 2600 voormalige procureurs die het ontslag van Barr hadden geeist. Fitzgerald herverhoorde (“re-examination”) Eric Lewis over de politieke druk die is uitgeoefend op procureurs van Virginia om Assange te vervolgen, verwijzend naar een artikel in de New York Times en naar de uitspraak van Trumps perssecretaris Sarah Sanders: “We did something” – in contrast met de niet-vervolging van Assange onder Obama.
De volgende getuige was Thomas Durkin, een jurist (advocaat en rechter) met 47 jaar ervaring gespecialiseerd in strafrecht. Hij vermeldde de moeilijkheid om cliënten te verdedigen die beschuldigd werden van het bemachtigen of publiceren van “classified material”. Volgens een bepaalde procedure in het Amerikaans strafrecht krijgen de advocaat en de beschuldigde niet dezelfde documenten, ze moeten dus eigenlijk gissen welke aanklachten voor welke feiten precies voorbestemd zijn. Fitzgerald vroeg Durkin wat de kans was dat Assange levenslang achter tralies zou belanden onder de huidige aanklachten. Durkin schatte die kans realistisch in. Volgens het “puntensysteem” dat aan elke aanklacht gekoppeld wordt, kwam hij voor de “basis” aanklachten zoals ze nu voorlagen al aan 235 maanden (20 jaar), maar dat kon oplopen met bijkomende beschuldigingen. Volgens de ervaring van Durkin schatte hij de werkelijke strafmaat tussen de 30 en de 40 jaar. (Assange is geboren in 1971). De “plea bargain” (een systeem in de VS om strafvermindering te krijgen door schuldbekentenis) is een onzeker systeem. Naargelang de zaak kon het een klein verschil maken in de strafmaat, of meerdere tientallen jaren. De voorwaarde waarop Assange hier beroep op zou kunnen doen is dat hij namen van zijn informanten zou moeten vrijgeven.


In het “kruisverhoor” (re-examination) kwam aanklager James Lewis QC terug op het (voor hem vermeende) verschil in politieke lijn tussen Obama en Trump over de vervolging van Assange. Hij beweerde dat Durkin zich daarvoor enkel op mediaberichtgeving baseerde.