De laatste “stap” in de ellenlange gerechtelijke procedure van de uitlevering van Julian Assange aan de Verenigde Staten is gezet: Brits minister van binnenlandse zaken (“Home Secretary”) keurt zijn uitlevering goed. Verwonderlijk? Nee. Pratel is een minister van de Tories, bij een bestuur dat onder Boris Johnson en sinds de Brexit zich meer dan ooit (of opnieuw) lieert met de belangen van de Verenigde Staten. “She considers herself to be a Thatcherite”, lezen we over Patel op Wikipedia.
De implicaties zijn nochtans pertinent. Enkele frappante vaststellingen hierover:
- De openbare omroep in ons land vond dit zelfs geen vermelding waard. De laatste vermelding op de VRTnws website over Assange dateert van 23 maart (over zijn huwelijk in de gevangenis met Stella Moris).
- “Ook de Belgische media zijn medeplichtig“, stelt Lode Vanoost hier terecht over: “Geen enkele van de mainstream media in België heeft in de voorbije jaren de moeite genomen om een standpunt gebaseerd op eigen onderzoek over Julian Assange en WikiLeaks te overwegen”
- De enige persoon die door de VS wordt vervolgd voor de onthulling van de oorlogsmisdaden door Wikileaks, is Julian Assange: hij die ze onthuld heeft.
- De vervolging van Assange is bedoeld als precedent voor verdere “frame-ups” en represailles van tegenstanders tegen oorlog en imperialisme, zoals Oscar Grenfell het omschrijft.
De belangrijkste vraag is vooral waarom de strategie van petities, van gunsten vragen aan onze politieke vertegenwoordigers – Boris Johnson, Joe Biden, Donald Trump, Bernie Sanders, de Australische politieke leiders, in ons burgerinitiatief de Leuvense gemeenteraad – gefaald heeft? Ik denk dat er twee soorten illusies (onbewust of bewust) zijn gewekt door door dit soort activisme:
- De framing van de sociale strijd voor de bevrijding van Julian Assange blijft gewild of ongewild steken in het opkomen voor “een” sociale activist. Leuvens burgemeester Mohamed Ridouani speelde hier bijvoorbeeld handig op in door bij ons burgerinitiaitief te verkondigen dat dit allemaal heel nobel was, maar waarom iets doen voor Assange en niet voor iemand anders? Assange is “één van de zovelen” die onterecht gevangen zitten of wiens rechten geschonden worden.
- De illusie dat de (Britse, Australische, Amerikaanse, …) politieke vertegenwoordigers, in instellingen die handelen in naam van de democratie, een “vergissing” zouden begaan hebben, dat ze “niet zouden weten” in welke toestand Assange zich in de gevangenis bevond, dat hen ontgaan zou zijn welke schendingen van zijn rechten er allemaal zouden geweest zijn. Nee, die weten dat natuurlijk goed genoeg, en ze beseffen al te goed dat zich uitspreken voor Julian Assange, werkelijk iets doen dat zijn bevrijding zou kunnen bekomen, hun eigen carrière en positie in gevaar zou brengen.
- Ook onze eigen initiatieven om onze lokale pers en intellectuelen zich te engageren voor het lot van Assange, stootten daarbij op een muur van onwil of zwijgzaamheid, en die is niet toevallig. De excuses over “we hebben een andere kijk op de feite”, “we hebben niet veel middelen om iets te doen”, “het is allemaal wel nobel maar”, … willen eigenlijk zeggen: “we hebben daar geen belang bij om dat te doen”, en “we willen ons daarmee niet associëren”.
De uitdaging voor de solidariteitsbeweging om Julian Assange vrij te krijgen, is om uit dat heel beperkend carcan te breken, en zijn vervolging te zien in een breder kader van de aanval op sociale en democratische rechten van de werkende klasse, en van de afbraak van de sociale welvaartstaat tot een “nationale veiligheidsstaat” Een informatieve analyse daarover door Richard Hoffman.