Gisteren, vrijdag 25 februari, kwam onze zaak voor op de Raad van State. Vooraleer een kort verslag te geven, verwijzen we naar wat we hiervoor op 14 februari hadden aangekondigd, namelijk “geen afwimpeling van onze zaak onder het mom van procedureregeltjes!”
Dit is echter de richting die de zaak uitgaat: alles wordt in het werk gesteld om het niet tot over onze argumenten ten gronde te moeten hebben. Die argumenten gaan, voor de wie (begrijpelijk) niet meer mee is, fundamenteel over democratie. Vinden we het aanvaardbaar dat een stadsbestuur zomaar een publiek debat afblokt onder het mom van “niet-bevoegdheid”? Vinden we het aanvaardbaar dat “niet bevoegd” – om ergens een beslissing te kunnen in nemen – verward wordt met “niet bevoegd” – om ergens iets over te kunnen of mogen zeggen? Vinden we het normaal dat we dat als Leuvenaars maar moeten aanvaarden dat “niet bevoegd” betekent “we moeten er dus in alle omstandigheden dus gewoon over zwijgen?” Vinden we het normaal dat het stadsbestuur zichzelf de pleister op de mond plakt om te vermijden dat ze over een zaak waar hun burgers hen iets over gevraagd hebben “ja” of “nee” moeten zeggen? Wij vinden dat in elk geval niet normaal, en het schept ook een precedent. Wanneer burgers in de toekomst via het burgerinitiatief een vraag zouden stellen, dan zal het stadsbestuur zich op vergelijkbare manier “onbevoegd” verklaren om het publieke debat niet te moeten aangaan. Het gaat dan al lang niet meer alleen over Julian Assange, die nu al drie jaar in slechte gezondheid in de Londense terreurgevangenis zit, “in afwachting van”, maar over eender welk sociaal thema waar Leuvenaars zich om zouden bekommeren, ervan verwachten dat hun gemeente één of andere standpunt inneemt of tenminste een publiek debat toelaat.
(Tussen haakjes gaan we er vanaf nu van uit dat ons stadsbestuur en gemeenteraad zich houdt van enige motie of commentaar op de oorlog in Oekraïne, want “bovenlokaal” of “niks met Leuven te maken”. We manen hen aan om zich hier zo snel mogelijk ook “onbevoegd” over te verklaren, want de KULeuven heeft immers wel al een uitspraak gedaan, dus de druk om er iets over te zeggen zou misschien wel eens kunnen toenemen…)
Terug naar onze rechtszaak en de zitting van afgelopen vrijdag. Wat zou moeten voorliggen was “heeft de gemeente Leuven zich al dan niet terecht ‘onbevoegd’ verklaard tegenover onze eisen om de zaak-Assange aan te kaarten.”
Wat voorlag was echter: “konden we als verzoekende partij ‘overmacht’ bewijzen toen we laattijdig reageerden op een memorie van de tegenpartij (de argumenten van de tegenpartij)”
Voor een reconstructie verwijzen we naar ons verslag van 16 december op deze blog:
- Op 9 juli 2021 zou een postbode zich bij ons aangemeld hebben met een aangetekende brief, en hiervoor een briefje in de bus gestoken hebben. Het pakket werd bij het lokaal postpunt afgegeven.
- Op 24 juli werd het pakket vanuit dit lokaal postpunt terug naar de afzender gestuurd
- Wij namen in die periode – juli, augustus en september – meermaals contact op met de griffie van de RvS, om te horen hoever het stond met onze zaak. Zonder resultaat of enig antwoord.
- Eind september kregen we het bericht dat we een procedure niet binnen de termijn zouden gevolgd hebben, en dat de zaak daardoor “zonder belang” zou geklasseerd worden.
- Pas op 8 oktober (na een zoveelste telefoon van onze kant) kwamen we te weten dat dit kwam doordat een brief aan ons bestemd nooit werd afgehaald
- Na verweer van onze argumenten om de zitting toch te laten plaatsvinden, werd die vastgesteld op 10 december 2021. De tegenpartij – de advocaten van de gemeente Leuven en van het Vlaams Gewest – pleitte dat de zaak “zonder belang” moest worden vastgesteld, en afgesloten. De rechter droeg ons op om een klacht in te dienen bij de post, alvorens de zaak opnieuw te agenderen op 25 januari 2022.
Hoewel dit eigenlijk al een ongebruikelijke situatie is, gingen we akkoord met deze voorwaarde (we hadden niet veel andere keuze). We werden ondertussen in kennis gebracht van de argumenten van de tegenpartij, en reageerden daar ook op. Met andere woorden: alle stukken waren in elkanders bezit, alles lag voorhanden om de zaak ten gronde te kunnen pleiten.
Wat was het antwoord van de post op onze klacht?
- “Een klacht kan eigenlijk maar door de afzender ondernomen worden, niet door de bestemmeling. Zoiets zouden ze bij de Raad van State moeten weten.” (met andere woorden: ze zijn u aan het lijntje aan het houden)
- Wij hebben volgens de procedure gehandeld, we hebben er onderzoek naar gedaan en volgens de verklaring van de postbode heeft hij zich op het juiste adres aangemeld en op het juiste adres het briefje in de bus gestoken na vaststelling van afwezig
- (dat meldden de Bpost verantwoordelijken ons enkel telefonisch, maar het klinkt niet meer dan logisch): uiteraard kunnen we nooit nagaan of de postbode die brief werkelijk heeft in de (juiste) bus gestoken. Daarvoor moeten we op zijn of haar woord vertrouwen. Maar dat mensen zich kunnen vergissen is uiteraard niet meer dan normaal.
Wat was de argumentatie van de stad Leuven op de zitting van gisteren? (parafrasering van hun pleidooi)
“De zaak moet zonder belang worden vastgesteld. Bij aangetekende brieven bestaat er een strikte procedure, als daar vergissingen zouden bij kunnen gebeuren, dan zou gans het systeem van aangetekende brieven alle grond onder de voeten verliezen. Het nut van aangetekende brieven zou dan geen reden van bestaan meer hebben. Wat er gebeurd is, is zoals zo vaak gebeurt: mensen gaan hun aangetekende brieven gewoon niet ophalen.”
Wat was de ons antwoord hierop (ter info: we mochten hier maar kort op reageren van de rechter)
- Wij zijn niet akkoord met de redenering dat er geen fouten kunnen gebeuren bij aangetekende brieven, en dat die het hele systeem zouden ondermijnen
- Uiteraard worden er veel aangetekende brieven niet opgehaald, vooral dan wanneer mensen niet met de inhoud ervan willen geconfronteerd worden (omdat ze weten dat het bijvoorbeeld om een aanmaning gaat). Maar wij hebben er geen enkel belang bij om stukken in deze zaak niet te gaan ophalen. Wij zijn immers zelf verzoekende partij in deze zaak. De tegenpartij insinueert dat we dit bewust zouden gedaan hebben om van een zaak af te geraken, waarvoor we alle moeite van de wereld doen om ze ten gronde ter sprake te brengen? Dit argument en insinuatie kan door geen enkele rechter voor redelijk gehouden worden.
- We zijn ondertussen ruimschoots in het bezit van elkanders argumenten. Er is in se geen enkele belemmering meer om de argumenten ten gronde te pleiten.
Wat was het verdict van de rechter hierop?
Er werd een verklaring van de auditeur van de Raad van State voorgelezen, en rechter stelde ons de vraag of we een strafklacht tegen Bpost overwogen, met beschuldiging van valsheid in geschrifte. Wij gingen hier niet op in, om de volgende redenen
- We hébben een klacht ingediend bij Bpost, op vraag van de rechter op 10 december. De post heeft daar duidelijk op geantwoord en laten weten dat volgens hen de procedure gevolgd is.
- De strafklacht in kwestie zou tegen de bewuste postbode gericht zijn. Wij willen deze werknemer – die vermoedelijk een fout gemaakt heeft maar daarom nog niet bewust informatie achtergehouden – niet in de problemen brengen ter wille van onze zaak.
- Wat zal het volgende zijn? De voorwaarde die op 10 december werd opgelegd om de zaak ten gronde te kunnen pleiten, was een onderzoek van onze kant om te zien of er geen overmacht zou kunnen geweest zijn, dat er niet “mogelijk” fouten zouden kunnen gebeurd zijn. Een engagementsverbintenis met andere woorden, geen resultaatsverbintenis. Het is toch al te absurd dat onze zaak over Julian Assange pas zou kunnen gepleit worden indien zwart op wit bewezen wordt dat de postbode een fout van valsheid in geschrifte zou gepleegd hebben? Dit is des te absurder omdat wij in die periode meermaals bij Raad van State navraag gedaan hebben over hoe ver het stond met onze zaak, en dat daar geen antwoord werd op gegeven. Toen wij de vraag stelden op de zitting van 10 december, waarom we vanaf 24 juni niet op de hoogte werden gesteld dat we een belangrijk stuk niet hadden afgehaald, en dat er misschien een vergissing was het antwoord: “wij moeten dat niet doen, wij moeten u niet op de hoogte stellen. U moet de regels kennen en ze volgen.”
- “Valsheid in geschrifte”. De rechter opent hier eigenlijk de deur voor de hypothese dat er kwaad opzet in het spel zou geweest zijn, één of ander manoeuvre om de zaak onder een procedurekwestie te kunnen begraven. Kan dat? Mogelijk. Waar wij willen niet op deze piste verder gaan, ook niet omdat dit risico’s inhoudt dat er onschuldigen zouden verdacht worden, en er een onnodige paranoia sfeer ontstaat rond onze zaak, die over democratie gaat: een stadsbestuur moet de mogelijkheid hebben om zich te kunnen uitspreken, ook over bovenlokale thema’s. In Leuven doet het bestuur dat trouwens ook met het netwerk “Mayors for Peace“. Zich “onbevoegd verklaren” om over zo’n zaken een engagement aan te gaan, is een gevaarlijk precedent. De grond van de zaak laten afdwalen in een verdachtmaking van postmedewerkers – zonder dat daarbij garanties worden gegeven door de rechter over wanneer de zaak dan wel zou gepleit kunnen worden! – is een straatje zonder einde die noch het bewustzijn over Assange’s vervolging, noch de civiele alertheid over democratische beslissingsprocedures ten goede komt.
Eigenlijk is dit een kafkaiaans theater. Wat we voorspeld hadden – geen gezever over procedureregeltjes – is spijtig genoeg uitgekomen, maar dan in het kwadraat.
Wat was opvallend in de reactie van de tegenpartij, de advocaten van de stad Leuven?
De tegenpartij was zichtbaar opgetogen met hun manoeuvre en met de reactie van de rechter hierop, om de zaak binnen het kader van “de fout bij de aangetekende brief” te houden. De uitspraak van de rechter is op dit moment nog niet gekend, maar het is duidelijk dat de kans kleiner is geworden voor een pleidooi ten gronde na onze weigering om een strafklacht in te dienen tegen de bewuste postbode. Maar wat een lafheid van een “progressief” stadsbestuur om hun advocaten met die richtlijnen in de vuurlinie te sturen. De indruk die dit wekt bij elke toeschouwer van de zaak, is: “ze waren duidelijk niet zeker van hun stuk wat de inhoudelijke argumenten betreft, ze hebben er alles aan gedaan om die niet ter sprake te laten komen, en ze waren overduidelijk opgelucht dat de rechter hierin hen (ogenschijnlijk) gevolgd heeft.”
Eigenlijk laat het Leuvens stadsbestuur zich hier voor een tweede keer in zijn hemd zetten. Nadat op de gemeenteraad van november 2020 een eerste manoeuvre werd gebruikt om niet ten gronde te moeten stemmen (“we verklaren ons onbevoegd”), wordt nu opnieuw een manoeuvre gebruikt, maar om niet ten gronde te moeten pleiten. Dat verkozenen en de hun dikbetaalde advocaten hier zichtbaar tevreden over zijn, toont inderdaad dat ze de knepen en kneepjes van de “machtspolitiek” goed in de vingers hebben. Dat ze zich daarvoor op de borst kloppen, is hun goed recht. Maar over hun democratische reflex, over de vraag durven stellen “waarover durven en willen we nog het open debat aangaan met onze burgers en waarvoor doen we het in onze broek?” hebben ze minder reden om fier te zijn.